De meester
Sommige kinderen vullen een lokaal zonder iets te zeggen.
Hubregt is zo’n kind.
Hij komt binnen met een grap op zijn lip en een energie die meteen overslaat op de rest.
“Goedemorgen meester!” zegt hij vaak, net iets harder dan nodig.
En dan moet ik glimlachen. Want ergens is het ontwapenend.
Hij is sociaal, betrokken, grappig. Altijd in beweging.
En toch… ergens klopt er iets niet.
Hij lacht met zijn hele gezicht, maar niet met zijn ogen.
Dat klinkt als een cliché, ik weet het. Maar het is precies zo.
De meeste collega’s vinden hem lastig.
“Hij kan anderen zo opjutten.”
“Hij zoekt grenzen op, en daarna nóg een stap verder.”
Ik knik meestal begrijpend, maar ergens verdedig ik hem toch.
“Hij bedoelt het niet verkeerd,” zeg ik dan. “Hij voelt zich soms gewoon niet zeker.”
Dat vinden ze te soft, denk ik.
Hubregt is niet het type dat met z’n ziel onder z’n arm loopt.
Hij houdt niet van medelijden.
Als ik hem vraag hoe het thuis gaat, haalt hij zijn schouders op.
“Gaat wel goed, hoor.”
En dan vertelt hij een grap over zijn broertje die de kat in bad had gedaan.
Iedereen lacht, ik ook. En ondertussen glipt de echte vraag weg.
Wat ik weet, is dat zijn ouders een tijd geleden uit elkaar zijn gegaan.
Zijn vader woont ergens in het westen van het land — hij gaat er eens per maand naartoe.
“Daar is het leuk,” zei hij laatst. “We doen jongensdingen.”
Ik vroeg niet wat dat precies waren.
Misschien had ik dat wel moeten doen.
Bij zijn moeder thuis is het druk. Een groot gezin.
Hubregt die daar tussenin probeert te passen.
Soms komt hij moe op school. Dan lijkt zijn vrolijkheid op automatische piloot te staan.
En soms — heel soms — barst hij.
Dan slaat hij, schopt, schreeuwt dat iets oneerlijk is.
De meeste leerkrachten geven hem dan straf.
Ik stuur hem meestal even naar de time-out. Niet als straf, maar voor ontprikkeling.
Als ik hem dan later weer binnenhaal, zit hij stil.
Handen gevouwen, blik op het tafelblad.
En dan breekt er even iets open. Heel even.
Tot hij weer lacht.
Ik denk dat ik hem best aardig ken.
Denk ik.
Hubregt
Thuis is het druk. Altijd lawaai.
Mensen praten door elkaar heen, lachen hard, discussiëren over niks.
Ik luister meestal, zeg weinig.
Als ik iets zeg, hoort niemand het.
Mijn moeder zegt vaak dat ik “lekker mezelf” moet zijn.
Maar dat weet ik niet zo goed meer.
Bij papa ben ik iemand anders dan bij mama.
Bij papa mag ik mee timmeren, voetballen, pizza eten op de bank.
Bij mama moet ik “me aanpassen”. En aan wie dan precies? Aan haar, of aan haar nieuwe man?
Ze noemen het een samengesteld gezin, maar het voelt eerder als iets dat uit elkaar valt als je het aanraakt.
Ik heb mijn eigen kamer, maar het voelt niet van mij.
Soms ga ik er gewoon zitten, met de deur dicht, en doe ik alsof ik lees.
Dan hoor ik ze beneden praten, lachen.
En dan voel ik iets tussen boos en verdrietig in.
Op school is het makkelijker. Daar doe ik gewoon vrolijk.
Ik maak grapjes, iedereen lacht. En als ze lachen, is het even rustig in mijn hoofd.
Soms een minuut, soms wat langer.
De meester vindt me wel aardig, denk ik.
Hij lacht vaak om mijn grappen. Hij snapt ook dat ik soms even moet afkoelen.
Maar... hij weet niet alles.
Hij weet niet dat ik soms wakker lig omdat ik bang ben dat papa me vergeet.
Of dat ik me schuldig voel omdat ik bij mama woon en niet bij hem.
Dat ik soms denk dat het mijn schuld was, dat ze uit elkaar gingen.
Er is nog iets dat ik niemand vertel.
Iets dat begon na de scheiding. Iets wat ik niet eens precies durf te benoemen.
Misschien vertel ik het ooit. Misschien ook niet.
Voor nu blijf ik gewoon Hubregt: de drukke, vrolijke jongen die alles wel aankan.
Tenminste, dat denken ze.
En eerlijk gezegd — soms geloof ik het zelf bijna ook.
Reactie plaatsen
Reacties